De biljartsport is in de 15e eeuw ontstaan als buitensport!!!!!!
Men stootte/sloeg tegen ballen met houten aan de voorkant ietwat gekromde stokken.
Waarschijnlijk is de naam “biljarten” ontstaan uit de Franse woorden
voor bal en kunst BIILE en ART.
Omdat het niet altijd mooi weer was, verhuisde het spel naar binnen,
en werd om de “buitensfeer” vast te houden een groen laken op een tafel gespannen.
Houten randen bedekt met leer zorgden ervoor dat de ballen op tafel bleven.
Lodewijk de 14e (1638-1715) maakte de sport populair.
Hij beoefende deze omdat zijn artsen meenden dat rekken en strekken goed zou zijn
tegen zijn spijsverteringsproblemen.
De uitvinding van de pomerans door professor Mingaut (Fr) in 1827 betekende een ware omwenteling in het biljartspel.
Inderdaad, dankzij dat kleine lederen dopje werd het nu mogelijk trekstoten uit te voeren.
Nog voor er een internationale organisatie bestond, werd in 1873 het eerste wereldkampioenschap vrijspel
voor Profs georganiseerd, die gewonnen werd door de fransman Garnier met een
algemeen gemiddelde van 9,32 en een hoogste reeks van 113 punten.
In 1880 verwezenlijkte de fransman Maurice Vignaux een reeks van 1531 punten. De “serie americain” was geboren.
Het “vrijspel” werd te gemakkelijk.
Daarom werd omstreeks 1880 door de Fransman Edmond Graveleuse het kaderspel voorgesteld.
In 1883 wordt het eerste wereldkampioenschap 21 cm kader betwist.
Stilaan werd de moeilijkheidsgraad nog verder opgedreven, en in 1902/1903 werden reeds
wereldkampioenschappen kader 45/2 georganiseerd.
Tijdens het eerste officieel tournooi kader 45/2 te New York in 1896 verwezenlijkte YVES (Fr) een
algemeen gemiddelde van meer dan 24, en een hoogste reeks van 200 punten.
Niet alleen dus het seriespel maar ook het later verfijnde “kaderspel” en het “driebanden”
hebben het biljarten gebracht tot wat het nu is.
Goed voor het spijsverteringsprobleem.